
Wandelen biedt zoveel voordelen (gezondheid, ontspannen, ontstressen, betere fysiek, contact met anderen, ontdekkingen enz). Tegelijkertijd, op wandel door tientallen Vlaamse gemeenten, kreeg ik een breder zicht op de aanwezigheid van de lokale horeca. Ook al omdat ik er extra op let om in mijn wandelgidsen de lokale middenstand een extra duwtje in de rug te geven. Zeker nu – in het post-corona tijdperk – vestig ik graag de aandacht van de wandelaar op het horeca-aanbod onderweg.
Van volkscafé, restaurant, koffiehuis, frituur, broodjeszaak tot brasserie en wat nog meer… de horecazaken zijn aanwezig in stadskernen, bij stations, maar ook op onverwachte plaatsen en zelfs daar waar vos en konijn elkaar goede nacht wensen in afwezigheid van andere levende wezens.
Sinds het begin van mijn wandelcarrière –in de tijd toen de dieren nog spraken – zijn er veel horecazaken van allerlei slag bijgekomen (en ook een aantal verdwenen). Een luxueus ogend Grand Café of een heuse delicatessenzaak, dat vond je vroeger alleen maar in grote steden. De horecawereld staat niet stil.
Frietkoten en stationsbuffetten
Aan de negatieve zijde van de onderweg-balans stel ik ook vast dat er twee soorten hoog aangeschreven instellingen verdwenen zijn: frietkoten en stationsbuffetten. Frietkoten lijken hier en daar compleet verdwenen, ergens anders zijn ze letterlijk ‘verhuisd’; ze vonden een onderkomen in een huis. Daarmee samenhangend bieden ze een flinke uitbreiding van het ‘culinaire’ aanbod; helaas al te vaak ‘gerechten’ van dezelfde grote leveranciers. Een frituur die zelf haar mayonaise, tartaarsaus of andere gerechten bereidt, verdient in mijn ogen een extra ster.

Stationsbuffetten zijn er nog erger aan toe dan frietkoten; ze dobberen mee op de beslissingen van de spoorwegmaatschappij om stations te sluiten. In tal van stations – zelfs mooie en recente exemplaren – is de ‘dienstverlening’ beperkt tot een ticketautomaat. Zeg nu zelf, wil je een pintje drinken of een koffie savoureren in het gezelschap van een automaat in plaats van te leuteren tegen een ober die instemmend knikt, ook al heb je ongelijk?
De verminderde dienstverlening in stations en de bijhorende sluiting van stationsbuffetten heeft ook negatieve gevolgen voor de frietenwereld. In een station zonder horecaleven is het onmogelijk om te blijven plakken, voor tooghanger te studeren of je frietjes te verorberen in het gezelschap van een vers getapte pint.
Stations en frietjes; ze kunnen eigenlijk niet zonder elkaar. Wie zet de eerste stap op weg naar een hereniging tussen beide? Kunnen de frietkoten met de stations als uitvalsbasis opnieuw de straten en pleinen in de stationsbuurt veroveren?
Geef een reactie